Eind 2018 heeft een 15-tal belangenorganisaties voor mensen met een verstandelijke beperking een manifest aangeboden aan de Tweede Kamer. In dit manifest wordt gevraagd om een specifieke uitwerking van het VN-verdrag voor mensen met een matige tot ernstige verstandelijke beperking.

Aanleiding voor dit manifest was de constatering dat bij de uitwerking van het VN verdrag in algemene termen gesproken wordt met woorden als ‘iedereen moet volwaardig participeren in alle geledingen van de samenleving’. En ‘mensen met een beperking moeten hun kwaliteiten ontwikkelen om daarmee een plaats in de samenleving te krijgen’.
Individuen
Met deze algemeenheden wordt voorbij gegaan aan het feit dat we het hebben over individuen met zeer uiteenlopende mogelijkheden en behoeften tot participatie. Voor sommige mensen met een verstandelijke beperking is participatie in een kleine samenleving van 5 mensen al moeilijk, terwijl anderen juist in een grote en open samenleving het best tot hun recht komen. En ook moet participatie niet bepaald worden door kwaliteiten van mensen die ze inzetten voor de samenleving. Ook mensen die niet in staat zijn veel kwaliteiten te ontwikkelen hebben er recht op zich deel te voelen van een voor hen zingevende samenleving, puur vanwege het feit dat ze er zijn en dat ze medemens zijn.
In het manifest wordt gepleit voor een meer genuanceerde benadering. Hierin bestaat participatie niet alleen uit een ontmoeting tussen mensen met en mensen zonder beperking, maar kan het ook gaan om een ontmoeting tussen mensen met een verstandelijke beperking onderling. En hierin praten we niet over een samenleving in algemene zin, maar over een voor een persoon zingevende samenleving.
Samen
Om een verdere uitwerking van het manifest te bevorderen, willen we daarom samen met een aantal cliëntenraden onderzoeken wat door zorgaanbieders en gemeenten samen gedaan zou kunnen worden om ook voor mensen met een matige tot ernstige verstandelijke beperking uitvoering te geven aan het VN verdrag; maar dan wel aansluitend op hun mogelijkheden en behoeften. Het streven is om vanuit deze bijeenkomst een vervolgmanifest op te stellen, specifiek voor WLZ zorgaanbieders en gemeenten. Dit vervolgmanifest kan verspreid worden aan alle cliëntenraden en zorgaanbieders en eventueel kunnen er regionale bijeenkomsten over georganiseerd worden.
Het is niet alleen aan de overheid om richting te geven aan de uitwerking van het VN-verdrag. Ook andere maatschappelijke organisaties zullen hier een bijdrage aan moeten leveren. Dat geldt in het bijzonder voor zorgaanbieders en voor gemeenten. Maar ook daar zien we dat vaak gedacht wordt in de algemeenheden waar we juist van af moeten. En ook zien we dat gemeenten zich niet of nauwelijks verantwoordelijk voelen voor mensen met een matige tot ernstige verstandelijke beperking die wonen in WLZ zorgvoorzieningen.
Pouwel van de Siepkamp Voorzitter bestuur KansPlus.